De opvolging van de Europese besluitvorming door de Kamer is uitgebouwd rond drie Europese actoren:
de Europese Raad van Staatshoofden en Regeringsleiders, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie.
De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Europese Unie en bepaalt de algemene
politieke beleidslijnen en prioriteiten.
Voor de Kamer is de Europese Raad een belangrijk aanknopingspunt voor controle, aangezien de federale regering hier mee
beslist over de te nemen initiatieven op EU-vlak.
In de praktijk gebeurt deze controle in de eerste plaats via briefings en debriefings door de Eerste Minister in het
Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden. De werkzaamheden van het Adviescomité kunnen afgesloten worden met adviezen,
voorstellen van resolutie, aanbevelingen en andere eindteksten die rechtstreeks aan de plenaire vergadering worden voorgelegd
of aan de Kamercommissie die erom heeft verzocht.
Behalve deze georganiseerde controle is uiteraard ook de traditionele individuele parlementaire controle mogelijk
in de plenaire vergadering en in de vaste Kamercommissies (via vragen en interpellaties).
Ter opvolging van de werkzaamheden van de regering in de verschillende Raadsformaties worden de vaste Kamercommissies
geacht eenmaal per maand een gedachtewisseling te organiseren over Europese aangelegenheden.
Daarnaast wordt in elke Kamercommissie een Europromotor aangesteld,
met als opdracht het aanscherpen van de aandacht voor de Europese aangelegenheden.
Een van de verworvenheden van de nationale parlementen is de controle van de subsidiariteit. Daarbij gaan deze parlementen
na of een ontwerp van wetgevingshandeling van de Europese Commissie strookt met het subsidiariteitsbeginsel.